Catalogus 65
CVA 722
Lage kruik
Aardewerk, gedraaid
Glazuur
13 x 13 cm
Oktober 1960
Literatuur: Pottenkijker 10
In bruikleen van de Stichting van Achterbergh-Domhof aan Museum het Princessehof
Johan van Loon (1934)
CVA 725
Beker op hoge voet
Aardewerk, gedraaid
Glazuur
25,5 x 8 cm
Oktober 1960
Literatuur: Medelingenblad (34), nr. V
Pottenkijker 13
In bruikleen van de Stichting van Achterbergh-Domhof aan Museum het Princessehof
Johan van Loon (1934)
CVA 718
Kleine albarello
Aardewerk, gedraaid
Glazuur
15 x 9 cm
Augustus 1960
Literatuur: Pottenkijker 6
In bruikleen van de Stichting van Achterbergh-Domhof aan Museum het Princessehof
Het woelige, ongedurig elke indruk, elke belevenis opzuigende en vol flitsende afwisseling weer direct reflecterende temperament van Van Loon staat even duidelijk in zijn scheppingen gebrand als zijn signatuur erin gegrift of erop gestempeld. Zo typeerde Van Achterbergh terugkijkend maar met een waarlijk vooruitziende blik het eerste lustrum van Johan van Loon als ceramist in 1964 in het Mededelingenblad (34). Bezien wij nu zijn oeuvre tot heden, door Van Achterbergh tot 1993 bijgehouden met regelmatige aankopen, dan blijken deze woorden nog steeds opgeld te doen.
Van Loon, die een textielopleiding volgde en lang werkzaam was als textielontwerper, kwam in 1958 in aanraking met ceramiek. Hij volgde glazuurlessen bij Jos Eppens-van Veen en had zijn eerste solotentoonstelling reeds in 1960 bij Van Meurs op de Keizersgracht. Over de teleurstellende finaciële afwikkeling van deze tentoonstelling bij oude zeur tante mevrouw Van Meurs schreef Van Loon op twee februari 1961een brief aan Van Achterbergh.
Een verblijf in Finland waar hij enkele maanden bij Arabia onder leiding van Kyllikki Salmenhaara werkte is van grote invloed geweest op zijn werk De hoge beker, glansstuk van de tentoonstelling in 1960, was volgens Van Achterbergh het beste stuk uit zijn aardewerkperiode: De ruige textuur van de huid, de branderige okers en bruinen in de glazuurtint,de bijkans vettige, ingedikte druipeffecten, de hevige draairibbels, de chamottekorrels, kortom dat gehele arsenaal van deels beminnelijke, deels irriterende van Loon hebbelijkheden is toegepast en staat uitgestald op een ontwapenende manier. Tegelijk vallen aan het stuk af te lezen het grote plezier in het werk en de nerveuze gedrevenheid van de pottenbakker
Bovenal vallen echter op de inventie in de vormgeving, het bekwaam verworven vakmanschap en een subtiel kleurgevoel. Mooi is de rankheid van de zich snel omhoogschroevende voet, de stoutmoedig daarop gelaste, afzonderlijk gedraaide beker, de zeer kunstig geaccentueerde beëindiging, die ongemeen vindingrijk en aesthetisch zeer bevredigend is. (Mededelingenblad 34)